Opname van avonddienst van de Vrije Evangelische Gemeente Goes
In de Vrije Evangelische Gemeente Goes staan we in een lange traditie. Door de loop van de jaren heen heeft zich een identiteit van de gemeente gevormd.
DNA van de Vrije Evangelische Gemeente
In ons menselijk DNA liggen kenmerken opgeslagen, die onze identiteit bepalen en altijd weer boven zullen komen. Ons het DNA van onze gemeente zitten de volgende aspecten:
Het woord ‘vrije’ in onze naam moet je taalkundig goed begrijpen. We zijn een vrije gemeente. Vrij zegt niet iets over evangelisch alsof we ons afgescheiden hebben van andere evangelische gemeenten. Nee, we zijn een vrije gemeente. Elke plaatselijke gemeente in de Bond van Vrije Evangelische gemeenten is zelfstandig. Vanaf het ontstaan van onze gemeente in 1852 is er weerstand tegen een bovenplaatselijke kerkstructuur die voorschrijft hoe er in elke gemeente gedacht en gedaan moet worden. De koers van de gemeente wordt niet bepaald door de kerkenraad, maar door de gemeentevergadering waarin alle belijdende leden stemrecht hebben. We hebben een platte kerkstructuur. Dat vrije wil overigens niet zeggen dat we ons niet laten corrigeren. Dat doen we zeker, maar dan alleen door onze Heer en Redder Jezus Christus. Als je kijkt naar het logo van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten wordt dat goed zichtbaar.
Centraal zien we in Griekse letters Ichthus. Dat betekent vis, en is tegelijkertijd een afkorting voor: Jezus Christus, Zoon van God, Redder. Dat is het hart van ons geloof. Verder zien we een verwijzing naar Openbaring 2 en 3. Dat zijn zeven brieven aan zeven verschillende gemeenten. Elke gemeente krijgt zijn eigen aanwijzingen, omdat elke gemeente in een andere situatie haar geloof moet belijden. Daarom geen onnodige bemoeienis van een kerkelijke organisatie. We laten ons alleen gezeggen door onze Heer. Heeft Hij niet gezegd: ‘Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester, en jullie zijn elkaars broeders en zusters.’ (Matteüs 23:8) Verder wordt er in het logo ook verwezen naar Galaten 5. Daar zegt Paulus: ‘Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw aardse begeerten vrij spel te geven, maar dien elkaar in liefde.’ Juist door het snoeiwerk van de Geest groeit de vrucht van de Geest. Daarom zien we in het logo ook een wijnstok die goed vrucht draagt. De christelijke vrijheid is wezenlijk anders dan de behoefte om ongehinderd je gang te kunnen gaan. Dat is het wat we bedoelen als we onszelf een Vrije Evangelische Gemeente noemen.
De term ‘Evangelische’ in onze naam is al ouder dan de evangelische gemeenten die in de 20e eeuw in Nederland ontstonden. Wie niet beter weet, zou onze gemeente daarbij kunnen scharen. Maar de oorsprong van de Vrije Evangelische Gemeenten gaat verder terug, tot de Afscheiding van 1834. Sinds dat jaar hebben verschillende predikanten en soms hele gemeenten zich afgescheiden van de Nederlandse Hervormde Kerk. Men had moeite met de grote invloed van de overheid op de kerk, en met de vrijzinnigheid. In die tijd trad ook ds. H.J. Budding uit de Hervormde kerk. Hij had een groot charisma en stichtte in Zeeland wel 11 gemeenten, ook onze gemeente hier in Goes. De gemeenten van ds. Budding sloten zich echter niet aan bij de andere afgescheiden gemeenten die later de Christelijke Gereformeerde kerken gingen vormen. Ze bleven vrije gemeenten. De namen voor de vrije gemeenten veranderden ook meerdere keren. Naast elkaar kwam je in Nederland Vrije Zendingsgemeenten tegen, Christelijke Afgescheiden Gemeenten, Vrije Christelijke Gemeenten en Vrije Evangelische Gemeenten. De overeenkomst tussen deze gemeenten was dat zij plaatselijk zelfstandige gemeenten wilden zijn, zonder synode of paus boven zich. Deze gemeenten stonden duidelijk in de traditie van de reformatie, maar namen niet de belijdenisgeschriften en kerkorde over. Binnen deze groep gemeenten was de invloed van opwekkingsbewegingen in Engeland en Amerika goed te merken (Brighton-beweging, Réveil). Het persoonlijke geloof, maatschappelijke betrokkenheid, en zending en evangelisatie kenmerkten de sfeer in deze gemeenten. Gaandeweg zag men in dat het goed en nodig is elkaar op te zoeken. In 1882 werd de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten opgericht. Voortaan noemden alle aangesloten gemeenten zich Vrije Evangelische Gemeenten, een benaming die ook het best aansloot bij verwante gemeenten in het buitenland.
Binnen de Bond blijven alle gemeenten nog steeds zelfstandig. De Bond bemoeit zich niet inhoudelijk met de koers van een gemeente. Zij is er alleen voor zaken die de afzonderlijke gemeenten niet alleen aan kunnen, zoals zending en predikantsopleiding.
De aanduiding Evangelische in onze naam heeft dus niet direct te maken met de Evangelische gemeenten die in de 20e eeuw ontstonden, maar eerder met een rechtstreekse oriëntatie op Gods Woord, zonder tussenkomst van dingen die in de kerkgeschiedenis zijn gegroeid. We erkennen de waarde van de belijdenisgeschriften zeker in hun historische context, maar vinden het belangrijker dat ieder die Jezus Christus als Heer en Verlosser belijdt, dat zelf met woord en daad doet. Daar willen we elkaar toe aansporen. Elke tijd vraagt om een actuele en persoonlijke geloofsbelijdenis.
In onze naam – VEG – staat Gemeente en niet Kerk. Dat is een bewuste keuze voor het woord dat in de Bijbel gebruikt wordt voor wie zich door persoonlijk geloof aansluit bij de andere volgelingen van Jezus Christus. In het Oude Testament wordt het Hebreeuwse woord ‘qahal’ gebruikt, wat ‘bijeengeroepenen’ betekent. In het Nieuwe Testament staat het Griekse woord ‘ekklèsia’. Dat staat voor een groep mensen die geroepen is uit of weggeroepen is. Het woord ‘kerk’ is pas in de 5e eeuw gangbaar geworden. Kerk is afgeleid van ‘Kyriakè’ en dat betekent: wat van de Heer is. Bij kerk denken veel mensen eerst aan het gebouw, maar het gaat juist om het samenkomen, om de gemeenschap in het geloof. De gemeente moet ook geen logge organisatie of instituut worden, maar vooral zichtbaar samenkomen om de naam van de drie-enige God groot te maken en elkaar op te bouwen in het geloof. Met het woord gemeente brengen we tot uitdrukking dat we iets wezenlijks met elkaar gemeen hebben: dat Jezus Christus de Zoon van God is, en onze Redder en Heer. Denk aan het woord Ichthus in het logo van de Bond.
De plaatselijke gemeenten zijn verschijningsvormen van de ene Gemeente van Christus die wereldwijd is. We vormen één gemeenschap met christenen over de hele wereld.
Verder is het onze overtuiging dat alleen Christus boven de gemeente staat. De ene gemeente mag niet heersen over een andere gemeente. Ook een hogere kerkvergadering, bisschop of paus kan niets dwingend opleggen. De belijdenisgeschriften uit de vroege kerk erkennen we als waardevolle documenten, omdat ze door alle kerken worden onderschreven. We gebruiken ze niet als keurslijf. Elke christen is vooral geroepen om in zijn eigen tijd vanuit zijn persoonlijk geloof kleur te bekennen in zaken die actueel zijn.
In het Nieuwe Testament herkennen we een platte gemeentestructuur. De gemeenten staan naast elkaar, en ook binnen de gemeente heeft iedereen een gelijke stem. Daarom is onze visie op het ambt ook niet zo massief als in sommige andere kerkgenootschappen. Een kerkdienst kan geleid worden door een (oud-) kerkenraadslid, en ook het Avondmaal kan bediend worden door een kerkenraadslid met voldoende theologische kennis. Net als in andere kerken die voortkomen uit de reformatie belijden wij het priesterschap van alle gelovigen (1 Petrus 2:9-10). Wij leggen daar zo mogelijk nog meer nadruk op. De gemeente is te vergelijken met een lichaam waarin geen enkele functie gemist kan worden. Ieder behoort de gaven die hij of zij van God ontvangen heeft in te zetten ten dienste van het geheel. Je mag niet te klein van je inbreng denken, en uiteraard ook niet neerkijken op de inbreng van de ander (1 Korintiërs 12:12-31).
Nadat er in de 19e eeuw meerdere vrije gemeenten naast elkaar zijn ontstaan, ontstond de behoefte om elkaar te erkennen en te ondersteunen waar nodig. Daarom werd in 1881 de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten opgericht. De gemeenschappelijke visie op gemeente zijn werd vastgelegd in de Beginselen. Daarin staat onder andere dat dat het Comité van de Bond zich heel terughoudend op zal stellen. De Bond is er vooral voor zaken die we moeilijk alleen aan kunnen zoals zending, opleiding en toerusting.
Op deze manier willen we gemeente van Christus zijn.
De Vrije Evangelische Gemeenten zijn in de 19e eeuw ontstaan voornamelijk uit het werk van drie predikanten: ds. H.J. Budding in Zeeland, ds. Jan de Liefde in de omgeving van Amsterdam en ds. H.W. Witteveen in Ermelo. Naast de afgescheiden gemeenten die uiteindelijk de Christelijke Gereformeerde kerken gingen vormen, kozen deze gemeenten ervoor vrije gemeenten te blijven. Deze gemeenten werden gekenmerkt door een sterke maatschappelijke betrokkenheid en grote ijver om het evangelie te verbreiden.
Ds. de Liefde bijvoorbeeld werd erg geraakt door de diepe armoede in Amsterdam. In 1855 richtte hij de vereniging Tot heil des volks op, die zich tot op de dag van vandaag inzet voor mensen aan de onderkant van de samenleving: daklozen, drugsverslaafden, prostitués en kinderen in armoede.
Toen ds. Witteveen in 1859 als predikant van de Hervormde kerk van Ermelo werd afgezet, stichtte hij een gemeente die hij bewust Zendingsgemeente noemde. In 1864 stichtte hij het Huis van Barmhartigheid, een instelling voor hulpbehoevenden.
Ook in Zeeland werden de vrije gemeenten gekenmerkt door zorg voor hulpbehoevenden. Toen in 1860 in Goes veel kinderen niet tot de school toegelaten werden wanneer ze niet ingeënt waren tegen de pokken, heeft ds. Budding samen met bakker Johannes de Jonge een eigen school opgericht, gewoon in de tuin van de bakker aan de Lange Vorststraat. De school heette Nathanaël: God heeft gegeven. In vier jaar tijd is de school gegroeid tot 188 leerlingen. In dat jaar brak helaas toch een pokkenepidemie uit en werd de school door het gemeentebestuur gesloten. Verder liet Budding aan de Westwal het Rachabshuis bouwen voor de opvang van weduwen en wezen.
Veel van de vrije gemeenten hadden ook eigen zendingswerkers en leidden zelf evangelisten op. Dat bleek een te grote opgave voor afzonderlijke gemeenten. Dat was één van de redenen om krachten te bundelen en in 1881 de Bond van VEG op te richten. De Bond heeft een Stichting voor Zending en Diaconaat (SZD) die lange tijd zendingsarbeid verrichtte in Samosir in Indonesië. Gaandeweg ging de SZD meer contacten in het buitenland onderhouden, onder andere met enkele gemeenten in Oekraïne. Plaatselijk kwamen er Werkgroepen voor Zending en Diaconaat (WZD). De SZD ziet het ook als zijn taak om gemeenten toe te rusten voor diaconale doelen, evangelisatie en zending.
We zien het nog steeds als onze roeping om ons vanuit de liefde van Christus daadwerkelijk in te zetten voor kansarme mensen, dichtbij en ver weg. We merken dat we elkaar er ook aan moeten herinneren aan de grote opdracht die onze opgestane Heer ons gaf: ‘Ga op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb.’
We blijven zoeken naar geschikte vormen om mensen te bereiken met de liefde van Christus.
LIDMAATSCHAP
Voor mensen die aangeven lid te willen worden van onze gemeente hebben we het volgende traject:
De predikant of een ambtsdrager heeft een informatief gesprek met hen en overhandigen een welkom pakket: In het gesprek komen o.a. de volgende punten aan de orde:
Een jaar na inschrijving heeft de predikant of een ambtsdrager opnieuw een informatief gesprek met hen. Dit laatste geldt niet voor iemand die lid is van een andere Vrije Evangelische Gemeente
Gesprekspunten zijn dan o.a
Voor meer informatie kunt u mailen naar kerkenraad@veggoes.nl.